dinsdag 23 juli 2013

Training in Okinawa part II


Elke training zat als volgt in elkaar: 

Deel één: zuki’s. Dat betekende: elke leerling moest tien keer tellen en dan was het aan de volgende in de rij. Op die manier telden we af en begonnen we opnieuw bij het begin. En opnieuw. En opnieuw. Na zo’n training weet je op den duur wel wat een zuki is!
Maar we begonnen dus met een vijfhonderdtal zuki’s. Minder eenvoudig voor zwarte gordels dan je zou denken, want in plaats van in het midden van het lichaam en gericht naar de plexus te werken, moesten we eigenlijk richten op de schouder van de arm waarmee je slaat. En ja, veel commentaar gekregen op de heupwerking. Melissa deed het te weinig en ik deed het te veel (“als een witte gordel” – pijnlijk!). Hij kwam ook regelmatig eens duwen op je vuist en je schouder om te kijken of je stoot wel stevig genoeg was.

Deel twee: afweren. Tettsui, age uke, soto uke (bij ons is dat uchi uke), uchi uke (bij ons soto uke), gedan barai in shiko dachi – opnieuw zo iets dat ons vreemd was. Alsof we dan nog niet moe genoeg waren, kwamen dan de benen aan de beurt. Wel een beetje teleurstellend was dat we enkel mae geri deden. Ik vroeg op een bepaald moment zelfs, hebben jullie nog andere trappen? O ja, antwoordde één van de leerlingen, veel zelfs! Maar waarschijnlijk was ons niveau nog niet hoog genoeg om daaraan te beginnen…
Voor elke techniek stonden we in hachiji dachi. Er was gewoon veel te weinig plaats in de dojo voor ons allemaal om vooruit en achteruit te bewegen. We konden maximum twee stappen voorwaarts gaan en dan zaten we tegen de spiegel. Enkele keren gingen we over naar nekoashi dachi.

Na kihon volgde een iets rustiger deel met kata. We begonnen met Fukyugata ichi – een soort heian shodan, met quasi hetzelfde patroon als onze eerste kata. Daarna was Fukyugata ni aan de beurt. Dit is blijkbaar een kata die het Gōjū-ryū ook kent, maar in shotokan bestaat zijn gelijke niet. Het was dus niet evident om deze kata onder de knie te krijgen.

Tenslotte werd de kata Sōchin (壯鎭) (Japans voor “rustige kracht”) ons aangeleerd door Koyu Higa, die de jeugdtrainer is. Sōchin is een kata die terugkomt in verschillende stijlen en die mogelijks ontleend is van de “Southern Dragon Kung Fu” en door Seisho Arakaki gegeven werd in de Naha-te school. Daarna werd de kata overgenomen door Shito-ryu, en maakte Yoshitaka Funakoshi er zijn eigen versie van in Shotokan.


Kumite hebben wij er niet beoefend, enkel kihon en kata. Manami-senpai vertelde ons dat er af en toe wel eens een soort kumite wordt gedaan, maar niet zoals wij het kennen. Het is een soort semi-contact close-combat. De weinige staaltjes die Higa-sensei ons toonde, deed ons al schrik krijgen.

Buiten de dojo stonden er makiwara, houten planken die vast stonden in de grond en reikten tot schouderhoogte. Rond het hout was er een lederen omhulsel gebonden, waarop de heren sloegen. Dat eenzame “tak tak” geluid is voor en na de training tot ver in de omgeving te horen. Ik heb het zelf ook eens uitgeprobeerd, en met die leren handschoen valt het nog wel mee. Melissa heeft in het karatemuseum op een ander soort makiwara geslagen, en dat was andere koek!


Tenslotte kregen we van Higa-sensei een soort vlag met daarop Japanse kalligrafie. Higa-sensei doet aan kalligrafie in zijn vrije tijd zoals zoveel karatemeesters. De letters die erop staan betekenen “tanren.” Tanren is een term die voor verschillende zaken gebruikt kan worden, maar in het geval van Higa-sensei slaat het vermoedelijk op het sterker maken van het lichaam. Hieronder volgt een filosofische uitleg van de term:

A detailed explanation of the Japanese word Tanren will assist in accurately describing the intrinsic nature of Karate. The process that the Karate practitioner must endure is metaphorically known as Tanren. Tanren describes the arduous process of forging and shaping metal. In order to transform metal it must first be put through an exhaustive process. Heating, hammering, and cooling the metal numerous times will create the desired shape. Reflecting upon the ideology of Tanren, the practitioner will theoretically understand the process required to transform their body into a “weapon”.

As our Karate advances we understand that the “Emptiness” of Karate is not solely physical. Philosophically there are numerous maxims in Karate that pursue “Emptiness”. Mizu no Kokoro means “A mind like water”, Tsuki no Kokoro prescribes “A mind like the moon”, and Mushin refers to “No mind”. A polished mirror will reflect exactly the image before it, with no hesitation or distortion. Consequently through the process of Tanren the practitioners mind will become composed or “Empty”.      

Bron: http://www.traditionalkarateofbrandon.ca/index.php?pageid=36

Ik denk dat ik er nog niet helemaal ben met mijn relaas, dus volgt er nog een deel 3! Stay tuned.